Onlangs was ik op een feestje. Er was daar een heer op leeftijd die vertelde over zijn onderneming. Trots vertelde hij hoe hij op alle social media aanwezig was. “Jahaa, ik doe álles, Hyves, Facebook, Twitter en voor de zaak natuurlijk ook LinkedIn,” zei hij en met een stoere blik pakte hij zijn telefoon en twitterde er druk op los. “Kijk, zo dus,” zei hij en hij liet zien wat hij twitterde. “Erg gezellig feestje” stond er.
Blijkbaar moest ik hem een man van de wereld vinden dus ik bracht er enigszins met moeite een quasi bewonderende “goh!”uit. Kost mij niets en zo’n man voelt zich weer helemaal de bom.
Aangemoedigd door mijn “goh” ging hij verder. Tja, ik heb natuurlijk niet alleen een IPhone maar ook een IPod en IPad en voor thuis een Mac.
“Het is wat” zei ik nu en hoopte dat ik niet al te ongeïnteresseerd zou overkomen maar ik was nou eenmaal niet echt onder de indruk. Mijn mobieltje stamt nog uit de tijd dat we in berevellen rond liepen. Ik kan er mee bellen en sms-en maar dan hebben we het wel gehad. In feite is hij zo oud dat ik hem met een gerust hart ‘retro’ of ‘vintage’ kan noemen. Ik heb echt niets met al die I-dingen. Sterker nog, ik ben trots op mijn oude beestje. Drie keer van de trap gevallen en hij doet het nog steeds.
Ik onderdrukte een gaap en zag vanuit mijn ooghoeken een ander heerschap naderen. “Einde van het jaar komt er een nieuwe uit,” zei hij en wees met een dikke vinger naar de I-Phone van mijn gesprekspartner. “Zelfde als deze maar dan weer veel beter” en hij liep weer weg.
De man tegenover me keek beteuterd naar het ding in zijn handen, stopte het in zijn binnenzak en zuchtte: “Jij nog iets drinken?”