Een reactie plaatsen

Oorlog in mijn hoofd

Met alle oorlogen, geweld en onverdraagzaamheid om me heen vraag ik me weer eens af: hoe neem je als leider van een volk, een president, een generaal, een rebellenleider, een besluit wat leidt tot de dood van velen. Hoe kun je willens en wetens iets doen waardoor mensen lijden. Het lukt me, gelukkig maar, niet om te bedenken hoe dat in je hoofd werkt.

Zelf doe ik alle moeite om een verdwaalde wesp in mijn huis levend naar buiten te zetten. En zelfs een mug sla ik alleen dood als het echt niet anders kan, sorrysorrysorry fluisterend. Elk leven verdient mededogen maar soms moet je, in uiterste nood, jezelf beschermen. Maar beschermen doen dictators en volksmenners niet. Al zeggen ze van wel en verzinnen daarbij een gemakkelijke vijand.

Een vijand is zo gemaakt. Benoem een reëel probleem en wijs een bevolkingsgroep aan die dat probleem veroorzaakt. Herhaal dat keer op keer. Ontmenselijk de groep door niet het individu te benoemen maar steeds weer alleen de groep. Zeg de groepsnaam vooral met een vies trekje om je mond. Asielzoekers, joden, moslims, anders gekleurden of transpersonen, kies maar. Noem ze gelukszoekers, houdt ze verantwoordelijk voor wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt, zeg dat de hele groep zorgt voor geweld in jouw land, verkrachters zijn het, kindermolesteerders, welja: ze eten baby’s, why not!

Het gebeurt om ons heen en we hebben het niet in de gaten. Als de kikker die langzaam gekookt wordt en het pas door heeft als het water te heet is om er nog aan te ontsnappen word je erin meegesleept als je niet oppast. Het duidelijkste voorbeeld is de uitroeiing van joden in de tweede wereldoorlog. Dat begon niet in 1940. De hele jaren dertig sloop het erin. Het werd in de hoofden van mensen geplant dat joden een ander soort waren die slechte dingen deden. Langzaamaan werden hun rechten ontzegd. Kleine beetjes tegelijk. We zitten in een soortgelijke periode.

Een populist roept wat en er wordt niet verder nagedacht. Haal de bron van je ongenoegen weg en we leven in een paradijs. Maar zo werkt het niet. Je kunt mensen die vluchten voor honger, geweld of een gebrek aan toekomst de schuld geven van al je problemen maar als je verder kijkt dan je neus lang is dan zie je dat het andere oorzaken heeft.

We leven in een tijdperk waarin goede informatie voor iedereen te vinden is maar waar je wel naar op zoek moet gaan. De informatie achter de informatie. De juiste bronnen. Onafhankelijke journalistiek en wetenschap. Cijfers en feiten in plaats van je onderbuik of wat één of andere nitwit ergens op de socials beweert. Bedenk goed dat de verzetshelden in 40-45 de kritische denkers van toen waren. Maar ik ben bang dat een aanzienlijk deel van de mensheid niet in staat is tot kritisch denken en zich comfortabel voelt bij zwart-wit denken. En misschien hebben ze daardoor een rustiger leven, lekker overzichtelijk. Ondertussen is het in mijn hoofd oorlog.

Uitgelichte foto: Photo by Bango Renders on StockSnap

Een reactie plaatsen

Intuïtie of smartwatch

“O jee! Ik had mijn smartwatch niet om en nu weet ik niet of ik goed geslapen heb,” hoorde ik iemand zeggen. Er  komen steeds meer en slimmere ‘wearables’. Apparaatjes die van alles meten en die je bij je draagt in de vorm van een polsband, ring of misschien wel een bril. Ze meten je bloeddruk, hartslag, hoeveel je hebt bewogen, of je gestrest bent en dus ook hoe je geslapen hebt. Het grappige van alles is dat uit onderzoek blijkt dat, veruit de meeste mensen met een smartwatch , niets doen met de gegevens die het meet.

Zelf wil ik het allemaal niet aan mijn lijf. Ik wil helemaal geen ding aan mijn pols dat me gaat vertellen hoe het met me gaat. Dat weet ik namelijk zelf heel goed. Als ik geslapen heb en ik ben nog moe, dan is de kwaliteit van mijn slaap waarschijnlijk niet goed geweest. Als ik heb liggen woelen, dromen en draaien of op een andere manier een interessant nachtleven heb gehad (bijvoorbeeld podcasts luisteren, spannender wordt het niet), dan weet ik dat de volgende ochtend meestal nog wel. Eens in de zoveel tijd meet ik mijn hartslag en bloeddruk en dat ik over het algemeen te weinig van mijn stoel kom is ook overduidelijk. Als ik narrig en pieperig ben dan duwt mijn partner mij op de bank en gaat hij eten voor me maken, dat helpt meestal wel. Er zijn genoeg mensen om mij heen die vragen hoe het met me gaat. Die prikken er wel doorheen als ik iets te vrolijk ‘goed!’ roep.

Meten is weten, dat is waar, maar ik ben bang dat we onze intuïtie kwijt gaan raken. We vertrouwen op allerlei apparaatjes, gaan pas naar buiten als buienradar ons vertelt dat het droog is. Daardoor missen we de sensatie van het geluk dat droge kleren en een warm huis brengen na een tochtje in een regenbui. Er zijn piepjes nodig om de auto in te kunnen parkeren en hoewel ik mij niet als koningin van het inparkeren wil bestempelen hielp het wel toen ik nog in het centrum van mijn woonplaats woonde. De dagelijkse oefening van mijn oude Toyota-zonder-poespas in een klein gaatje proppen maakte wel dat ik er steeds beter in werd.

We vergeten af en toe stil te vallen en domweg te voelen. Voelen en intuïtie kun je ook trainen. Het hoeft geen uren mediteren te zijn. Gewoon bijvoorbeeld ’s ochtends met je kopje koffie op de bank nadenken over de voorbije nacht en wat je gaat doen die dag voordat je in de alledaagse versnelling schiet. De tijd nemen om waar te nemen wat er diep van binnen in je gebeurt. Voelen of alles het nog doet zoals het moet. Waar heb je een pijntje, hoe fit ben je vandaag, wat heeft je lichaam nodig: beweging, rust of voedsel?. Je neus buiten de deur steken om het verschil te voelen tussen koud of lekker fris.

Minstens zo belangrijk is het dat we onze naasten blijven aanvoelen. Je lief of kind die een kleine gedragsverandering vertoont of een collega die een beetje pips ziet. Ook daar komt intuïtie om de hoek kijken. Het is niet altijd te benoemen maar als je de gevoeligheid toe laat weet je vaak wat er nodig is. Ik ben bang dat we die gevoeligheid aan het verliezen zijn. Dat we steeds hollere vaten worden. Maar dat zal wel aan mij liggen. Ik heb geen smartwatch dus misschien heb ik wel slecht geslapen zonder dat ik het weet.

Een reactie plaatsen

De intergenerationele overerving van het mansplainen

Vorige week ging een video viraal van een jonge vrouwelijke professionele golfer die door een man, die overduidelijk niet weet wie hij voor zich heeft, uitgelegd krijgt dat ze het fout doet.  Mocht je het gemist hebben dan kun je het hier bekijken. Een betere illustratie van mansplaining is er niet. Bij de golfster zien we een mengeling van ongeloof, lol maar ook een beetje gêne wanneer de man maar door blijft gaan ondanks alles wat zij zegt en uitstraalt. Hoeveel signalen kun je missen?

Het ongemak borrelt van mijn tenen naar mijn kruin bij het zien van het filmpje. Bijna elke vrouw heeft hier mee te maken. Mannen die ongevraagd advies geven en er per definitie van uitgaan dat zijn het beter weten dan de vrouw, omdat ze een man zijn. De vrouw die zich hierbij vaak geen houding weet te geven, lacherig of beleefd doet, of uit angst voor de psychische of fysieke gevolgen helemaal maar niets zegt. Als je als vrouw assertief reageert ben je al snel een bitch, een heks of een zuurpruim. De golfster had kunnen zeggen dat ze dit beroepsmatig doet en dat ze social media content aan het maken was. Het is de vraag of de boodschap dan binnengekomen was. Haar reactie om aardig te blijven is ook gedrag wat vrouwen met de paplepel ingegoten krijgen.

Het is goed dat we doorhebben dat het gebeurt en ik was blij met de mannen op mijn sociale media die het filmpje deelden en daarbij op hun eigen manier het mansplainen mansplainden. De bewustwording van dit mechanisme is een grote stap in de goede richting. Als mannen bij zichzelf te raden gaan of ze zich weleens schuldig maken aan mansplainen dan is er al heel wat gewonnen. We moeten hierin patronen herkennen. En hoe graag ik die patronen gisteren nog de wereld uit wil hebben: het is nodig dat we ook met enige mildheid hiernaar kijken.

We zitten nu eenmaal nog met een intergenerationele overerving dat de man per definitie dacht dat hij alles beter wist, simpelweg omdat hij een man was. Het zit nog in onze genen. Pas 67 jaar geleden werd een vrouw voor het eerst in Nederland als handelingsbekwaam gezien voor de wet. Voor de wet betekende nog niet dat het in de praktijk direct beter werd. Als je weet dat bijvoorbeeld slavernij tot op de dag van vandaag nog in generaties doorwerkt of trauma’s door oorlogen doorgegeven worden aan een tweede en derde generatie dan is het niet zo gek dat mannen mansplainen en vrouwen lief glimlachen en ondertussen denken wat ze ervan denken. Er zullen nog wel paar generaties overheen gaan voordat we gelijkwaardigheid bereiken.

Als ik naar jongere generaties mannen kijk waar ik mee te maken heb, ben ik hoopvol. Maar ik zie ook een gevaarlijke beweging van Andrew Tate-volgers en de zogenoemde trad-wifes. Er heerst een valse nostalgie naar een soort Efteling-jaren 50. Het verleden heeft uitgewezen dat rechten je ook zomaar afgenomen kunnen worden en in de Verenigde Staten wordt er al aan vrouwenrechten gemorreld als het om baas in eigen buik gaat. Het is te hopen dat 150 jaar feminisme niet voor niks is geweest. Maar zolang er nog mannen zijn die hun piemel, agressie en hun ongevraagde mening niet in kunnen houden is de feministisch strijd nog niet gestreden.

Een reactie plaatsen

Zestig is cool

“Besef mam, ik word dertig dit jaar! DERTIG!!!,” zegt mijn zoon tegen me. Samen met mijn kinderen, hun liefjes en mijn lief zit ik in een café een biertje te drinken na een geslaagd etentje. We willen nog niet dat de avond voorbij is.  

“Besef dat ik dan einde van dit jaar zestig word,” zeg ik: “Dát is pas raar!” In mijn hoofd ben ik nog steeds rond de dertigplus. Zestig klinkt zo oud. “Zestig? Dat is hartstikke cool!” roept mijn schoondochter: ”Je weet dan hoe alles moet in het leven, je hebt je mentale problemen onder controle en bent vrij om van alles te doen.” 

Zo heb ik het nog niet bekeken. Of ik werkelijk alles onder controle heb betwijfel ik maar ze heeft wel gelijk. Mijn kinderen worden dit jaar 26 en 30. Geweldige volwassen mensen. Mijn hart maakt een sprongetje als ik aan ze denk. Zo trots ben ik op ze. Ze staan mooi en stevig in het leven en hebben fantastische partners, leuk werk en een woning. Hoewel je als moeder altijd een vinger aan de pols blijft houden, is de dagelijkse zorg al lang voorbij.

Sinds een paar jaar voel ik me vrijer dan ooit. Mijn vrije tijd is helemaal voor mij. Ik kan het besteden aan mijn lief, mijn katten, nuttig werk, uitstapjes, mijn twintigduizend hobby’s of aan helemaal niets. Als ik van scratch af aan mijn eigen tofu wil maken en daar een Michelin-ster waardig gerecht mee wil maken is dat dikke prima. Maar als ik de volgende dag geen zin heb in koken, kookt vriendlief of eten we patat. Al wil ik de hele dag op de grond liggen en naar het plafond staren. Nobody cares!

Mentaal is het ouder worden inderdaad een zegen. Mijn onzekerheden en sociale angsten liggen ver achter me. Ik voel me geaard in wat ik kan en wie ik ben. Uiterlijkheden worden minder belangrijk en al helemaal wat een ander van mijn uiterlijk vindt. Er is geen illusie over hoe ik eruitzie. Ik ben een grijze mevrouw maar daar hoef ik me niet naar te gedragen. Ook zal het me worst wezen als je me wel oud vindt. Wat je vindt mag je houden. Ik ben in de derde fase van het vrouw zijn en draag de kracht van de crone (oude wijze vrouw) in me.

Op je zestigste ben je, als je met een goede gezondheid gezegend bent, nog fit genoeg om van alles te ondernemen. Het gaat hier en daar wel piepen en kraken. Soms word je gestraft met een paar dagen pijn of stijfheid, omdat je je als een tiener hebt gedragen maar het kan allemaal nog wel.

Als je het allemaal zo bekijkt is zestig inderdaad best cool. Bovendien zie ik steeds meer mensen van in de zeventig of tachtig die ik niet oud zou durven noemen. Hoopvol! Leeftijd, het blijft een raar ding. Je blijft in je hoofd altijd jij en toch verandert er van alles. Hoe jij je voelt, hoe je tegen de wereld aankijkt en hoe de wereld terugkijkt. Maar één ding is zeker. Zolang je je druk maakt om dingen die er wel toe doen, geïnteresseerd blijft en je blijft omringen met jonge mensen, blijf je jong van geest.

Een reactie plaatsen

Een opgewonden zon en de nietige mens

Onlangs leerde ik dat er zoiets bestaat als zonnestormen. Blijkbaar komen die eens in de 11 jaar op hun hoogtepunt en wanneer de zon in uiterste opgewonden staat is, dan worden hier op aarde magnetisch geladen deeltjes over ons heen gestrooid. Dat kan betekenen dat er allerlei gevolgen zijn voor onze, op elektriciteit gebaseerde, maatschappij. Allerlei apparaten kunnen zonder stroom komen te zitten. Laat je fantasie er maar op los: geen internet, vliegtuigen vallen uit de lucht, geen verwarming, geen verkoeling en je mag hopen dat je bonen in blik in huis hebt in plaats van rauwe, hoewel die wel zoet schijnen te smaken als je honger hebt. Dit jaar bereiken de zonnestormen weer een maximum.

Over fantasie gesproken: bij mij in de familie hadden we altijd een gedachte-experiment over dat we tijdens de apocalyps, allemaal samen zouden komen in het huis van mijn zuster, op een berg in de Vogezen. We zouden daar allemaal onze persoonlijke vaardigheden inzetten. De één zou dekens en truien breien, de ander zou eten verzamelen, ik weet veel van geneeskrachtige kruiden en zo hadden we voor iedereen een taak.

We zagen het al helemaal voor ons en kregen er bijna zin in. Dat het waarschijnlijk een hard rotleven zou worden, waarbij je aan een sneetje in je vinger al dood kon gaan, daar gingen we even aan voorbij. Nu, vele jaren later, weet ik dat het nooit zal gebeuren. Ook al komt er een apocalyps: mijn zuster met het huis in Frankrijk is dood, het huis is verkocht en de familie is uit elkaar gevallen.

Toch heb ik er wel eens stiekem zin in, dat door zoiets als een zonnestorm, we even een klein rampje doormaken. Iets wat de hele mensheid weer samenbrengt. Gevechtstuig doet het niet, onze telefoons vallen uit, geen computers, geen enkele apparatuur die het doet. We moeten even een paar dagen hutje bij mutje leggen: “Wij hebben een open haard! Komen jullie bij ons zitten?” ”Graag, ik heb nog een paar aardappels. Zullen we die in de as poffen? Dan eten we de doperwtjes er wel koud bij” “Heeft iemand de oude mevrouw van Zanten van nummer 11 al gezien? Haal haar even op en zet haar met een dekentje in een stoel bij de haard.” “Hier lieverd, ga jij met je kind ook maar in een deken dichter bij het vuur.” “Wie weet er nog een mooi verhaal?”

Het maakt dan niet uit wie er directeur is of manusje van alles. Aan geld heb je niets. Of jouw auto mooier is dan die van je buren doet er niet toe. Samen zullen we het moeten rooien. We beseffen dan weer dat we helemaal niets hebben aan influencers, social media-reaguurders en uiterlijkheden. Dan hebben we sterke mensen nodig die hout verzamelen, mensen die met weinig middelen een feestmaal kunnen maken en doortastende personen die wonden kunnen verzorgen. Met elkaar praten en lief zijn voor elkaar is dan veel belangrijker dan de nieuwste telefoon.

Het gaat natuurlijk nooit zo lopen. Ik weet ook wel dat er veel egoïsme zou zijn. Plunderingen, paniek, geweld en een ander niets gunnen. Maar heel soms verlang ik er gewoon naar dat we met zijn allen op ons nummer gezet worden en merken dat we helemaal niks voorstellen zonder al onze technologie. Dus kom maar op met je magnetische orgasme.

Een reactie plaatsen

Vier de liefde

Vijf jaar geleden vroeg hij: “Wat doe jij met oudjaar, zal ik naar je toe komen?”. Ik kende hem nog maar net. We hadden één date gehad en appten veel. Ik aarzelde. Kon ik deze grote man vertrouwen? Mijn vertrouwen in de mensheid, met name mannen, was op dat moment niet heel groot door het online daten. Er waren heel wat, erg rare exemplaren voorbij gekomen.

Bovendien lag er een onrustig jaar achter me. Ik was verhuisd naar een tijdelijke woning omdat ik in mijn eentje het huis, waar ik zo fijn woonde, niet kon betalen. Precies een jaar daarvoor was ik gescheiden. Voor het eerst van mijn leven woonde ik alleen en was ik aan het ontdekken wie ik was zonder partner. Voornamelijk was ik moe, doodmoe van het voortdurend roepen dat ik echt, prima alles alleen kon, van alle emoties en van alles wat er in dat jaar gebeurd was.

Maar naast moe voelde ik me ook een beetje alleen en van de mannen die ik ontmoet had was hij de enige geweest met wie ik eindeloos gezellig had zitten praten en die niet meteen aandrong op zoenen of seks. Dus ik appte hem dat het goed was maar dat ik niet wist of ik goed gezelschap zou zijn. Dat hield hem niet tegen.

De volgende dag appte ik hem dat het gezellig was geweest maar dat ik niet dacht dat het meer kon worden dan vriendschap. Ook dat hield hem niet tegen dus toen ik hem de dag erna appte of we toch misschien weer konden afspreken, zei hij meteen ja. Vijf jaar later houdt nog steeds niets hem tegen als het om mij gaat.

Ik zou willen zeggen dat we pats, boem, halsoverkop, op het eerste gezicht, dolverliefd op elkaar waren maar zo begon ons sprookje niet. We vonden elkaar wel lief, aantrekkelijk en we kletsten vanaf dag één onafgebroken. Het was eerder vriendschap op het eerste gezicht met mijn grote vriendelijke reus, die overgegaan is in een diepe liefde. Steeds meer zag ik zijn zachte aard, geduld en respectvolle manier van doen.

Als ik mensen na één date hoor zeggen dat er niet meer in zit dan vriendschap, denk ik nu: “niet zo snel. spreek eerst nog een paar keer af!” Want ik kan alleen maar dankbaar zijn dat wij elkaar nog een kans hebben gegeven. Dat we door de laag oppervlakkigheden konden zakken en het de tijd gunden. Het online daten is wat dat betreft een ramp. Men wijst elkaar al snel af op kleinigheden en hoopt iemand te vinden die helemaal perfect is.

Maar die perfectie, voor zover die al bestaat, ontdek je vaak pas als je iemand echt leert kennen. Is mijn lief een perfecte man? Natuurlijk niet! Net zo min als ik een perfecte vrouw ben. We zijn geen sprookjesprins en -prinses. Maar juist in het met liefde accepteren van elkaars onvolmaaktheid schuilt het volmaakte.

Vijf jaar geleden, op 31 december 2018, is onze relatie begonnen. Met oudjaar trokken we een fles bubbels open, krulde ik mij op in zijn warme, lange armen en vierden we de liefde. Proost! Op vijf jaar liefde en nog een jaar en nog één, en nog één, en nog één…

Een reactie plaatsen

Waarom het erg is dat er te weinig vrouwen in de IT werken

Het is bijna tien jaar geleden dat ik een blog over IT-vrouwen schreef. Daarin begon ik met de zin: “Bij de IT cursus was het weer net als vijfentwintig jaar terug: ik was weer eens het enige vrouwmens tussen het testosteron”. Je zou denken dat er inmiddels een flinke vooruitgang heeft plaatsgevonden. Niets is minder waar. Het aandeel vrouwen in IT-beroepen is nog steeds een schamele 16%. Dat is niet best.

“Waarom is dat erg?,” vraag je je misschien af.

Dat is erg om verschillende redenen. Allereerst digitaliseert de maatschappij steeds meer en steeds sneller. Als je niet enigszins digitaal wijs bent kun je op den duur niet meer meedoen. Van zelfscankassa tot belastingdienst, van werken in de zorg tot onderwijs, werken met communicatiemiddelen tot ChatGpt, noem maar op. Er is bijna geen beroep meer denkbaar waarin je zonder digitale middelen kunt werken.

Die digitale middelen worden nu dus voornamelijk ontworpen, gemaakt en onderhouden door mannen. Die mannen staan dus aan de basis van een groot deel van wat er om ons heen gebeurt. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van ze. Maar het is een bekend fenomeen dat een ieder de wereld ziet en vormgeeft zoals die het ervaart.

Niet ontworpen voor vrouwen

Mijn moeder, een traditionele huisvrouw, verzuchtte vaak bij het gebruik van huishoudelijke apparaten: “Echt weer door een man bedacht!” Waarmee ze bedoelde dat het duidelijk ontworpen was door iemand die er in de praktijk niet mee werkte. Bijvoorbeeld dat het apparaat niet goed schoongehouden kon worden, te groot was om door (meestal kleinere) vrouwenhanden bediend te worden of te zwaar en onhandig in het gebruik was.

Een huishoudelijk apparaat is tot daar aan toe maar wat nou als we het over algoritmen hebben? Algoritmen worden gebruikt voor allerlei besluitvormingsprocessen. We hebben bij het toeslagenschandaal gezien hoe er door het gebruik van algoritmen gediscrimineerd werd op basis van afkomst. Zo kan er ook seksisme in de algoritmen sluipen, simpelweg omdat ze gebaseerd zijn op menselijke vooroordelen. Vooroordelen die niet per se bewust of kwaadaardig zijn maar iedereen heeft ze nu eenmaal. Ook software kan discrimineren. Zo werd een aantal jaar terug een vrouw met een donkere gelaatskleur voor een digitaal examen geweigerd omdat ze niet als mens herkend werd.

De referentie-man

We zien op allerlei vlakken dat de referentie-man als maat der dingen genomen wordt: in de gezondheidszorg, architectuur, ontwerpen van buitenruimtes tot zelfs veiligheid in auto’s. Zo ook in de IT en zelfs bij het opstellen van vacatureteksten om IT-personeel te werven. Gelukkig is er heel wat gaande. In de gezondheidszorg komt men erachter dat een vrouw geen kleine man is maar soms andere zorg nodig heeft dan de huidige standaard. Er worden steeds vaker vrouwelijke crashtest-dummy’s gebruikt om te voorkomen dat vrouwen een  grotere kans maken op ernstig letsel bij een aanrijding. Nu nog de IT!

Wat moet er gebeuren?

Begin bij het basisonderwijs. Of nog liever: begin bij de opvoeding en het speelgoed. Maak IT interessant voor meisjes. En als een vrouw al kiest voor een IT-opleiding zorg dan dat ze daarna in een inclusieve werkomgeving terecht komt en behouden wordt voor het vak. Want er is ook een grote uitstroom. Ben je een IT-vrouw? Profileer je als rolmodel! Laat zien hoe mooi jouw beroep is en hengel die meiden binnen.

Een reactie plaatsen

De roze sappige pudding in je hoofd

Ik voel mij gediscrimineerd. Dit keer niet als vrouw, of toch ook weer wel, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Feminisme is zeker één van mijn stokpaardjes (of bezemstelen, zo je wil) maar ik stoot steeds vaker ook mijn welgevormde neus aan een ander fenomeen: leeftijdsdiscriminatie.

Het stoorde me eerst nog niet zo erg, ik deed er eerder lacherig over als ik ergens 55+ zag staan, maar de ergernis neemt steeds meer toe. Het bereikte een hoogtepunt toen ik op zoek was naar een cursus. Mijn beroep brengt met zich mee dat ik continue als een malle de nieuwste ontwikkelingen moet bijhouden en hier en daar een certificaat moet halen. De cursus die ik vond was nogal prijzig en omdat ik niet zeker wist of mijn werkgever de cursus zou willen betalen klikte ik door naar een pagina met mogelijkheden voor vergoedingen. “Een leven lang leren” zag ik staan. Daar sloeg ik op aan. Je hele leven blijven leren is uiterst belangrijk om een gezond brein te behouden. Nare ziektes als bijvoorbeeld dementie zijn helaas niet altijd te voorkomen maar je kunt er veel aan doen door onder andere de inhoud van je schedel te blijven prikkelen. Het maakt niet uit of je dat doet voor je werk of gewoon voor de lol. De fontein der jeugd vind je niet door je rimpels strak te trekken met botox maar wel door muziek te maken, een taal leren of een andere nieuwe hobby te nemen waar je door uitgedaagd wordt.

De regeling ‘Een  leven lang leren’ is een lening die je kunt afsluiten tegen een gunstig rentetarief, om zo ook mensen, die niet meer in aanmerking komen voor studiefinanciering, te stimuleren om een studie op te pakken. Een mooie regeling, alleen: de regeling is voor iedereen tot 55 jaar! Nou ben ik die leeftijd al een poosje voorbij en mag ik gelukkig zeggen dat ik op het moment van dit schrijven, nog springlevend ben, tot mijn grote genoegen. Dus, wat nou een leven lang leren? Je verklaart hiermee iedereen boven de 55 dood. Dat, terwijl de pensioengerechtigde leeftijd op dat moment nog lang niet bereikt is en er, afgezien van werk, ontzettend veel redenen zijn om op elke leeftijd nog een studie op te pakken.

Er leeft ook een beeld van gezellige senioren die leuke uitstapjes maken. Zoals fietstochtjes met de daarbij behorende ANWB-helm, een reisje met de caravan of een stedentripje met andere 55-plussers. Sportclubs bieden 55+ lessen aan die overdag plaats hebben. En als je wil kun je een seniorenflat betrekken. Maar ik wil helemaal niet alleen maar tussen senioren wonen. Sterker nog, ik wil niet eens zo genoemd worden. Bovendien heerst er een heel raar beeld van mensen boven de 55. De meeste mensen van die leeftijd hebben helemaal geen tijd om aan al die leuke, o we zijn zo vlot, activiteiten deel  te nemen. Die, net als ik, fulltime werken en dat nog lang zullen moeten of willen blijven doen. Mensen die geen ouwe lul (m/v/x) zijn en volop in het leven staan. De Gen-X-ers die niet de privileges van de Boomers hebben die door regelingen als de VUT al jong het werkende leven achter zich konden laten.

Er is dus nogal een verschil tussen de realiteit en  hoe er in de maatschappij tegen leeftijd aangekeken wordt. Enerzijds wordt iedereen geacht jong en fit te blijven en door te werken tot zeker 67 jaar en daarboven. Anderzijds doen we alsof mensen boven de 55 al met een half been in hun graf staan, of op zijn minst buiten de maatschappij. Hou toch eens op met te doen alsof je boven de 55 opeens tot een andere soort behoort en laat iedereen lekker leren, werken en wonen tussen mensen van allerlei leeftijden. Dat zorgt ervoor dat die pudding in je hoofd, roze en sappig blijft.

1 reactie

Altijd dezelfde persoon in je hoofd

Zaterdagochtend. Ik loop achter mijn katten aan naar beneden. De grootste praat onophoudelijk: “prrrt prrt”. “Prrrt prrt,” zeg ik zachtjes terug terwijl ik bijna over hem struikel. Het ochtendritueel. Zoals altijd gaat mijn gedachtenstroom in de hoogste versnelling aan: katten voeren, koffie zetten, vaatwasser aanzetten, vanavond bami eten en morgen? Pannenkoeken? Boodschappenlijstje maken voordat ik vergeet dat het katteneten op is. Mijn arm doet pijn, verkeerde werkhouding en ook nog eens verkeerd gelegen, aangekomen, ook verkeerd, dan toch liever geen pannenkoeken? 

En dan tussen al mijn gepieker over dagelijkse dingen floept mijn moeder mijn gedachten binnen. Het doet een beetje pijn als ik eraan denk hoe weinig geduld ik met haar had. Het gevoel dringt op altijd te weinig te zijn. Te weinig aandacht voor mijn oude moeder, te weinig genoten van de tijd dat mijn kinderen klein waren. Lijk ik op mijn vader? Achteraf had hij het altijd leuk gehad. Op het moment zelf was daar dan niet zoveel van te merken geweest. 

Mijn dode zuster komt ook nog even langs. Ik keek altijd tegen haar op. Ze was in mijn ogen zoveel wijzer, een gids, maar hoe ouder ik word en dezelfde fases van het leven doormaak als zij, besef ik dat je van binnen altijd dezelfde blijft. Het kind, de onzekere puber, de jonge moeder, het zit nog steeds in je. Zo moeten mijn moeder en zus zich ook gevoeld hebben. Zij waren twintig zoals ik twintig was, veertig als veertiger, enz… en, als ik de gezondheid van mijn moeder heb meegekregen, hoop ik ook ver boven de negentig te worden. De tijd dat ik, net als zij, misschien vaak eenzaam zal zijn met alleen het gezelschap van een kat. “Prrrt, prrt.” Onder het gerimpelde vel, was ze nog steeds diezelfde persoon. Maar wie ziet je nog echt, als je oud bent?

De maatschappij ziet oude mensen als een apart soort. Op de sociale media gaan filmpjes rond van grijsaards die aan het dansen zijn en daar moet iedereen dan om lachen. In het uitgaansleven of op festivals wordt je als middelbaar mens ook al vaak raar aangekeken of, lief maar ook heel erg, er wordt tegen je gezegd: “wat goed dat u dit nog doet!”. Maar de waarheid is dat je niet opeens een ander mens wordt met het verstrijken van de tijd. Er gaat niet opeens een knop om waardoor je alleen nog maar met een glaasje cognac in de hand naar klassieke muziek wil luisteren. In je hoofd ben je altijd dezelfde. Waarschijnlijk, als het mijn lief en mij gegund is om samen bejaard te worden, zetten wij dan af en toe nog steeds snoeiharde metal aan en maak ik met mijn stramme lijf coole dansmoves.

Het leven zit maar gek in elkaar. Alles komt op een tijd dat het er moet zijn maar alles komt ook op een tijd dat je er te weinig bij stil kan staan. De hectiek van een jong gezin maakt dat je soms het gevoel hebt niet genoeg te hebben genoten van de tijd dat de kinderen nog klein waren. Je ouders worden oud en krakkemikkig in een tijd dat je zelf nog volop in het dagelijks leven staat. De mantelzorg moet je er maar even bij doen. Ook al ben je moe of kom je niet aan jezelf toe. Dóór moet je! Wat zou ik er niet voor over hebben om nog met mijn doden te kunnen praten. Ik heb nog duizend vragen voor ze. Tijd kun je helaas niet terugdraaien. Wat wel kan is genieten van vandaag. Mijn levende lieverds vertellen hoe ik nu geniet van hun bestaan en blijven dansen.

Een reactie plaatsen

Vechten voor grote potten geluk

“Wat de fuck ben ik hier in vredesnaam aan het doen!” riep ik uit naar mijn lief. Ik kon de tranen in mijn stem nauwelijks onderdrukken en zwaaide mijn arm met een breed gebaar in de richting van mijn tuin. De kleine stadstuin was, toen wij hier kwamen wonen, een jaar daarvoor nog, een soort steppe geweest. Een kale grasvlakte met een verzakt terras. Na veel gezwoeg en gezweet toverden we het in het voorjaar om in een miniparadijs voor bijen, vlinders en allerlei insecten. Zorgvuldig koos ik biologische planten uit en ook het zaaigoed had een biologische oorsprong. Liefdevol plantte ik alles in de twee m3 biologische aarde die ik kort daarvoor had laten brengen. Niet alleen zou mijn tuin eten leveren aan alle kruipende en vliegende beestjes, ook wij zouden ons tegoed gaan doen aan het fruit, wat groente en de eetbare bloemen en kruiden.

Ik was tevreden met het resultaat. En toen keek ik naar de documentaire van Zembla: de PFAS-doofpot. Alle doofpotten in mijn hoofd vielen om. De doofpotten waar ik soms alles wat ons bestaan bedreigd in stop omdat ik anders niet meer normaal kan functioneren. Doofpotten die bij veel mensen heel goed dichtzitten of niet nodig zijn, omdat die mensen alles wat er mis is, glashard ontkennen omdat ze wel gewoon hun gehaktbal willen blijven eten in een all-inclusive in Santa-menogwat. Ik oordeel er niet te hard over hoor, want ik snap best dat je je hoofd soms in het zand van parelwitte stranden wil steken. maar je oren raken er wel door verstopt.

Eén voor één tuimelden ze door mijn hoofd. Alle doofpotten gleden met een knal uit de laadjes die ik zorgvuldig had afgesloten: Alle chemische stoffen die kanker veroorzaken zoals PFAS en die we ons leven lang al binnen krijgen. De hormoonverstorende BPA in de flessen waarmee ik mijn kinderen heb gevoed, de bestrijdingsmiddelen waarvan aangetoond is dat het Parkinson veroorzaakt. De fabrieken zoals Chemours en Tata-steel die maar rotzooi blijven uitstoten en lozen. Grote bedrijven als Shell die alles eraan doen om gewoon door te kunnen gaan met de wereld te verzieken. Dierenleed en de milieuschade die het gebruiken van dieren als product met zich meebrengt. Mensenleed met als bijzondere aandachtspunten vluchtelingenleed en vrouwenleed. De hele opwarming van de aarde…

Klein en nietig voelde ik me, en vroeg me werkelijk af wat het er toe deed dat ik een biologische veilige haven had gemaakt. Wat maakte het uit dat ik niet gemakkelijk in een vliegtuig stap, veganist ben en mijn afval scheidt. Een beter milieu begint bij jezelf is ons al die jaren voorgehouden maar hoe kun je op tegen zoveel overmacht van regeringen die er een potje van maken en bedrijven die alles verzieken met steun van diezelfde regeringen. Mijn minimilieu ís al op zijn best voor zover ik er invloed op heb maar wat voor een verschil maakt het als ik die ene vlinder in mijn tuin begroet als een paar kilometer verderop er honderden doodgaan omdat iemand het vertikt om met zijn fikken van het glyfosaat af te blijven.

Met veel gevoel voor drama riep ik: “Weet je wat ? Het kan me geen bal meer schelen! Niemand maakt zich er blijkbaar druk om. Ik ga wel weer beesten vreten en boek maar vast een paar verre vakanties. Flikker alle afval maar door elkaar en spuit het ongedierte plat, of nee, nog beter, gooi die hele tuin maar vol met tegels en begraaf mij eronder. Het is gedaan met de mensheid.

Maar ik kan het niet. Ik kan me niet, niet druk maken over onrecht, leed en het kapotmaken van onze eigen leefomgeving. De doofpotten ben ik weer zorgvuldig op stabiele planken in mijn hoofd aan het zetten zodat ik er af en toe weer voorzichtig één tegelijk kan openen. Zo kan ik het aan en heb ik ook nog ruimte om de potten waar mijn geluk in zit open te kunnen laten staan. Grote potten met geurende bloemen en bijen die hun kroost een veilig plekje in mijn insectenhotel geven. Menselijkheid en mededogen, soms uit een hoek waarvandaan je het niet verwacht. Strijdbare rebellen die demonstreren. De wetenschap dat er meer zijn zoals ik. Mijn kinderen, ach mijn kinderen en hun liefsten, voor wie ik alles wil bevechten. De zachte pootjes van mijn katten die bij mij een beter lot hebben gekregen dan waar ze voor voorbestemd waren. En last but not least de liefde van mijn lief die mijn drama aanhoort, zijn armen spreidt waarin ik mag schuilen en op zijn rustige manier samen met mij de wereld een klein beetje mooier wil maken. Dáár, de fuck, doe ik het allemaal voor.