Toen ik nog geen kinderen had dacht ik dat je ze een jaar of achttien moest verzorgen en dat je ze daarna de wijde wereld in kon sturen. Bepakt en bezakt met goede raad die ze te allen tijde zouden opvolgen, een gedegen opleiding die ze met plezier hadden afgerond en ik zou ze met een gerust hart aan zichzelf over kunnen laten.
Waar ik geen rekening mee hield was dat als je kinderen krijgt, je daarmee gelijk levenslang hebt. Levenslang geketend aan alles overtreffende liefde en de bezorgdheid die daarmee gepaard gaat. Zelfs als je kinderen klein zijn denk je nog dat het echt wel anders zal worden als ze eenmaal volwassen zijn. Je denkt dat op het moment dat je ze voor het eerst aan een oppas overlaat, ze voor het eerst op een peuterspeelplaats of in een kleuterklasje moet achterlaten terwijl ze huilend met hun plakkerige handjes aan je jas hangen dat dat de ergste momenten zijn in de lange weg van het langzaam loslaten.
Niks van waar! Het ergste moet nog komen. De tijd dat ze de dingen gaan doen waar je niet meer of nog maar deels invloed op hebt is veel moeilijker. Dat besefte ik maar weer al te goed toen mijn zoon toelatingsexamen ging doen voor een opleiding na de HAVO. Mijn kind is een boomlange vent, negentien jaar, maar met mijn gevoel was ik weer op het schoolplein vijftien jaar terug. Het liefst was ik met hem meegegaan en had ik zijn hand vastgehouden. Graag wilde ik de mensen die hem gingen beoordelen even uitleggen waarom ze mijn briljante zoon moesten aannemen. Helemaal toen bleek dat hij niet werd aangenomen en zonder opgaaf van redenen naar huis werd gestuurd wilde ik me ermee bemoeien. Het liefst had ik die arrogante kwallen van de HKU direct opgebeld om ze te kennen te geven dat afwijzen één ding is maar dat ze toch op zijn minst even hadden kunnen vertellen waarom. Er was toch wel een klachtencommissie of iets dergelijks waar ik met mijn gevoel van onrecht terecht zou kunnen?
“Laat nou maar mam”, zei mijn knul: “ik ben er allang klaar mee.” Hij had inmiddels alweer een andere leuke opleiding gevonden en richtte zijn pijlen op de toekomst. Er klonk een zucht uit zijn mond. De zucht waarschuwde mij dat ik bijna een grens over ging. De grens van waar ik alleen nog mag toekijken hoe hij zijn zaken zelf regelt. Rationeel gezien weet ik ook heus wel dat hij dat heel goed kan en ben ik ook apetrots op hem hoe hij zijn volwassen leven inglijdt.
Mijn gevoel doet alleen nog even niet mee.