Hoewel ik heb genoten van het zachte weer van de laatste weken, klopt er iets niet. Het is herfst en daar horen geen warme dagen bij. De korte broek dient te worden opgeborgen, niet meer gedragen te worden. De zon is heerlijk maar rond deze tijd van het jaar hoor je te denken: “nou, toch maar even een vest er bij aan”.
Het is het oer-gevoel waar de weersomstandigheden niet mee kloppen. Het gevoel van de verzamelaar in mij die moet zorgen dat de laatste voorraden het hol in gesleept worden. De oermens in mij die zegt dat het hol gezellig, warm en knus gemaakt dient te worden om ons voor te bereiden op barre tijden.
Luisterend naar de holbewoner in mij ben ik bezig met het versieren van mijn huis met allerlei herfst-meuk. Zelf-gehaakte egels en uilen van vilt worden aan een met plastic herfstbladeren versierde krans gehangen. Geen kastanjeboom kan ik voorbij lopen zonder de grond af te speuren naar die mooie glanzende kastanjes. Er moet verzameld worden. Nootjes, eikels, pompoenen, alles moet opgeslagen worden.
Supermarkten vol met de lekkerste jam in allerlei smaken maar mijn zelfgemaakte jam staat keurig gestapeld in de voorraadkast. Het woord voorraadkast kan ik al blij van worden. Kaarsen moet ik, kaarsen in warme kleuren. Ik wil grote pannen pompoensoep met appeltaart toe en warme sokken en huispakken.
Met volle teugen geniet ik van mijn herfst-gekte. Ik geef me er helemaal aan over. Het hoort er bij. Ondanks de high-tech wereld waarin we leven is de natuur nog steeds de baas. We vinden onszelf heel wat maar als puntje bij paaltje komt wordt ons gedrag vaak aangestuurd door impulsen die we niet helemaal onder controle hebben. Zolang er geen slachtoffers door vallen is dat niks erg. Dus ik parkeer mijn bezem naast de deur en roep naar het hemeldak: “Kom maar op met die stormen, waai en gier maar raak!”. Ik ben voorbereid.