De liefde voor eten is heb ik van huis uit meegekregen. Mijn moeder kookte erg lekker en ik stond ook vaak bij haar in de keuken. Het was nog niet de tijd van de snelle bezorgdiensten en er werd sporadisch eten afgehaald. Een enkele keer gingen we naar “De Chinees” waar de geijkte bami en nasi gehaald werden met als wilde uitschieter babi pangang of ku lo yuk. Steevast door mijn ouders als ‘koeieloek’ uitgesproken.
Wanneer we met vakantie aan het Gardameer in Italië waren gingen wij altijd één keer uit eten. Want zoals die Italianen forel bereidden, daar kon volgens mijn vader niets tegenop. Om naar het restaurant te gaan moesten we een eindje de bergen in rijden. Een heel gedoe. Mijn broer en ik waren nog jong en mijn zussen waren al getrouwd en hadden ook al kinderen. De vraag was altijd hoe je die grote familie op tijd bij het restaurant moest krijgen. Maar als we er eenmaal aan een lange tafel zaten was het gezellig en genoten we van de heerlijke vreemde spijzen. Men had ons voor een Italiaanse familie kunnen houden. Drie generaties, druk door elkaar pratend en gebarend en ondertussen werden er heel wat schalen en glazen geleegd. Het had een scène uit een film van Paolo Sorrentino kunnen zijn (als je nog nooit een film van deze regisseur hebt gezien dan moet je dat vanavond nog doen).
Thuis werd er voornamelijk Hollandse kost gegeten want hoewel mijn vader lyrisch kon zijn over de Italiaanse forel, de spaghetti mochten ze van hem houden. Daar kon hij zijn maal niet mee doen. Hoewel ik al lang niet meer zo kook zoals zij, heb ik de basis geleerd van mijn moeder. Eén van de belangrijkste dingen die ik daarvan meegekregen heb is dat koken over liefde gaat. Liefde voor de mensen voor wie je kookt en liefde voor de producten waar je mee kookt. Die producten moeten vers en van goede kwaliteit zijn. Voorgesneden groente kwam er bij mijn moeder niet in en zelfs nu nog voel ik de afkeuring vanuit het hiernamaals wanneer ik voor het gemak een zakje wokgroente koop. Ook ik snijd het liefst zelf mijn groente. De geuren die er bij vrij komen zijn een deel van de alledaagse magie van het koken. De smaak van een groentesoep van voorgesneden groente uit een zakje haalt het niet bij een soep die gemaakt is van vers gesneden prei, wortel, selderij, paprika en bloemkool. Ieder met zijn eigen structuur en geur.
Hoe anders gaat men tegenwoordig om met voedsel. Mijn kinderen wonen in Amsterdam en de supermarkt in hun buurt verkoopt bijna alleen nog maar voorgesneden groente en samengestelde groentepakketten. Er is geen hele bloemkool te vinden. Daar wordt ik een beetje verdrietig van. Het is misschien gezever van een uitstervende soort maar hoe ver zijn we van de basis geraakt als Albert Heijn bepaalt wat er in mijn gerechten gaat en of ik mijn bloemkool in plakken of roosjes wil.
Gelukkig hebben mijn kinderen en hun partners dezelfde liefde voor eten en ik begrijp het ook wanneer ze zeggen dat ze “helemaal geen zin hebben om een bloemkool te slachten”. Ze hebben het druk met werken en leven. Ze koken anders dan ik, net zo goed als ik niet meer precies zo kook als mijn moeder. Ze weten nog wel hoe een bloemkool eruit ziet, hoe een verse champignon ruikt en ik hoop dat er momenten zijn dat ik in hun gedachten ben als ze het genoegen proeven van het snijden van een pompoen of prei. Het doet me goed om te horen dat ze soms uitwijken naar winkels waar nog verse groente wordt verkocht. Maar ik vrees voor een toekomst waarin nog slechts enkelen weten hoe boerenkool groeit, dat doperwten uit een peultje komen en hoe voedsel echt hoort te ruiken en smaken.
[…] kruiden. Maar ik vrees voor generaties na mij die nog afhankelijker zijn van al hun apparaten, hun bloemkool in een zakje kopen en al hun kennis van het wereld wijde web hebben. Hebben zij nog kennis van en boeken over […]
LikeLike